Er was eens een meisje met
lokken zo puur
dar zelfs oud yzer deed blinken.
Ze was lief en begaafd,
charmant en beschaafd
en ook geestelyk goed by de pinken
Ze had het lyf van een aphrodite,
een zacht rode mond.
Haar schoonheid was een mythe,
hoe goddelyk haar kont.
En als ze over straat liep
dan floot men luid krachtig.
En iedereen die dacht,
myn god,wat is ze prachtig.
En als ze over het strand lie
met haar glanzend en sluik
dan draaiden mannen naast hun vrouw,
verbysterd op hun buik.
Ik loop o de boulevard
myn hand los op haar dy.
Ik voel die blikken lonken
en lach ze is van my.