OVER
Naast je lopend
ben ik bang.
Je gedachtegang
is vreemd voor mij,
zo anders
dan gewoon.
Ik pak je hand.
De warme kant
tegen mijn wang.
De koelheid
in je ogen,
het mij gedogen,
is al aan de gang.
Ik hunker nog
naar jou.
Je lichaam draait
zich weg.
Haar eigen wil
toch volgend
in een lief contact.
Mijn hand ligt doelloos
op je schouder.
Heupen kaatsen
hun souplesse weg.
Ik wacht nog op
het juiste woord.
Ik hoor
je ogen spreken,
je mond vertaalt
mijn vrees.
Jouw liefde
is geweest.
Je rechte rug
verbiedt mijn
weg terug .
WIL MELKER
06/11/2000