De dageraad had besloten,
een mooie dag voor vandaag,
gisteren was weer genoeg,
grijs en grauw.
Dauwdruppels, op puntjes in het gras,
voorbij me raasde vogels, vluchtig fluitend,
hun liederen van de ochtend.
Een frisse wind,
woei me tegemoet,
terwijl ik stug opzoek was, naar iets nieuws,
streelde een stukje zon, mijn gezicht.
Mijn gedicht, een ode aan de muze,
om me heen omringd, uit grauw grijs geslagen,
triomfantelijk, geheven,
was haar hoofd boven alles uit.
Speels enkel een knipoog.
voor mij alleen, bestemd.
Hoorde ik zachte liedjes,
in het knisperen van de bladeren,
en vervolgde ik aangeslagen,
de enige weg die ik ooit had gekend…