Eenzaam kijk ik nu naar buiten,
hoor de vogels vrolijk fluiten.
Het gras is lang en groen,
moet er nodig wat aan doen.
De bloemen bloeien niet zo mooi dit jaar,
maar ze moeten ook nog groeien,
het kan mij ook niet boeien,
moet ook de heg nog snoeien.
Somber kijk ik naar de vijver,
de vissen zwemmen rond met ijver.
Toch kan ik niet vrolijk zijn,
voel me eenzaam, dat doet pijn.
Waar moet dat met mij heen?
ik voel me zo alleen.
Als straks de sterren aan de hemel staan,
moet ik weer eenzaam slapen gaan.
Ik mis twee armen om mij heen,
mijn God, ik ben toch niet van steen.