De wind speelt met je haren,
Je kijkt omhoog,
Naar de sterren,
Maanlicht valt op je gezicht,
Doet je ogen even dicht,
Waarna je gezicht lijkt op te klaren.
De wind waait nu harder dan voorheen,
De eerste druppels vallen,
Vormen kringen in de plassen,
Die staan voor jouw verdriet,
Maar niemand die het ziet,
Maakt jouw hart van steen.
De wind maakt jou zo intens koud,
De regen daalt op je neer,
Toch geeft het jouw gelaat weer kleur,
Terwijl je rilt en beeft,
Laat het je voelen dat je leeft,
En je weet dat je je staande houdt.