Ik, ik ben de brul in mijn wezen,
de huil in het zijn
Ik, ik gil als bedeesden,
het gezicht der porselein
Ik, ik bibber bij de aanblik,
bij de knipoog van de lach
Ik, ik dans met de schrik,
en wals met de nacht
Ik, ik verwring de waarheid
verschuil mijn frivole ziel
Ik, ik krimp onder het verwijt
dat ik zonder meer voor je viel
Jij, jij smaalt je grijns
en heerst over de wind
Jij, jij braakt de veins
van dit hulpeloze kind
Ik, ik sta hier
en kijk je smekend aan
Jij, jij glimlacht breed
en steekt het vuur aan