Je ontwierp een kooi, te klein voor mij
als de boeien die ketenen moesten;
zo verdwenen de woorden uit mijn mond,
vergat ik droom en daad, de draad was
zo goed als verloren gegaan in het
zielloze dat geliefd heette.
Na het buigen het breken, terug
naar jaren voor hier; de wachters
in ivoren torens zagen het slijpen
van messen bij nacht- en hoe het
groeide in mij, de drang
volledig te vernietigen.
Zie hier, opgestaan uit as, de fenix
is er niets bij beloof ik jou stalen pijpen
in luchtwegen, brandend gras en dan ook
zal jouw hoop je ontnomen worden en kijk ik
of ook jij weer op kunt staan.