Ik dacht dat ik mens geworden was, maar eens gestorven
in een herinnering resten sintels, zwartgeblakerd en gebakken
tussen spijkers en memoranda.
Spiekbriefjes voor al die mijn naam vergaten, die van mijn lijk aten
maar niet zagen dat ik nog leefde; of in leven dacht te zijn.
Ik buig voor jullie stuk voor stuk en zal sterven.
Wanneer mijn woorden vervagen. Wanneer mijn mond zwijgt
en iedereen mij verveelt. Pas dan is honderdveertig dodelijk,
pas dan leg ik me bij dit leven neer.
Nooit.