Netelnacht, nacht alleen
prikt m'n leden verlammend.
Ik versteen.
Doornnacht, stekelnacht
jij kriebelt, tintelt pijnlijk.
Waar is uw zalf
waarmee jij ooit zachte nacht
pijn verzacht?
Nacht, jij duistere dag
waarom schenk jij in je tijd
de één teder tintelend geluk
en maakt gij anderen, gelijk mij
juist helemaal stuk?