Verte
is deze langgerekte macadam
vol met groffe kasseien, onbegaanbaar
en de oneindige rechtlijnigheid
van de zwarte as en zijn
vluchtpunt dat smachtend naar mij lonkt -
daar waar de weg ophoudt weg te zijn.
De ruimte is structuur,
de opgeheven werkelijkheid.
De uiterst scherpe hoek
waarmee het zonlicht
de zwarte voegen weker maakt
op mijn lege buik leg ik mij neer.
Ik dans nu niet meer met mijn schaduw,
mijn gelijke,
hij steekt nu kolossaal en grillig af
tegen het horizontaal en bolle keien.
Mijn schaduw neemt het even van mij over.
En dan nog steeds de magneet -
het magisch vluchtpunt in de
verte.
Ik sta dus op - knapzak mee -
lompen, schoeisel, zwerven.
Ik: celluloid
Ik: foto-negatief
Mijn spiegelbeeld in kabbelend water.
Ik: waterspiegel onder waterkroos
Ik: Hades, holte achter holte
Ik: dys / synchronisatie
Schaduw, mijn gelijke, en langgerekt
uitgedijd - los van mij
en sleurt aan mij
naar het vluchtpunt.
Ik: een afdruk van een vingertop
in oneindige rechtlijnigheid