al zou ik willen mijmeren
dan nog zou mijn tongbeen
zich vergruizen en me verstikken
daar de wereld niet meer ademt, zelfs
niet meer ontplooit en haar blaas
leegt in mijn hand
ik als figuurlijk en mijn evenbeeld
de liturgie van vrome schapen
zalven de wetenschap dat het bebouwde,
het ongenuanceerde zich telkens vergrijpt
aan halve waarheden en het
ment met vierkante wielen
het zomert te lang, het decadente is zichtbaar
evenals de sidderende dood die plechtig
aanschuift en zich ontdoet van bijdehandse zaken