Ik hoorde U roepen, vele levens lang.
Maar ik wuifde het weg,
als zijnde een verzinsel.
Want waarom zou ik de roep van Uw stem,
beantwoorden, in een wereld die Uw stem
niet herkend?
Liever dan dat klimmen wij zelf op de kansel,
om onze eigen stem te verheffen.
Ja dan hebben we het maar wat graag over U,
en wat wij van U denken.
We verheffen onze stem alsof we U nog nooit
gehoord hebben. En loochenen alles wat U
ons influistert.
En toch is Uw stem volhardender dan onze
eigen dwaze preken. Want U blijft tot ons spreken
tot wij bereid zijn te luisteren.
En pas dan, merken wij hoezeer U ons liefhebt
en hoogacht. Want U bereid ons voor op de glorie
die op ons wacht. En die glorie is ons geboorterecht
en de reden dat wij leven.