Kleurig zweeft een zeepbel mij tegemoet,
een kind heeft daar vreselijk zijn best op gedaan.
In vervoering zie ik verderop een kind
naar de kleuren kijken en klappen in de handjes.
Ik blaas de zeepbel zachtjes terug en
de kleuren draaien weer naar het kind toe,
als de kleurenbel het kind bereikt,
spat het uit elkaar en valt nat naar beneden.
Het kind kijkt mij boos aan want ik heb
de bel terug geblazen en dat was niet de bedoeling,
neen, deze bel was voor de wereld bedoeld.
Het kind had zo zijn eigen wereld geschapen,
een wereld met veel kleuren en geluk er in.