gelukzalig zwevend
in een warme omwenteling,
de koelte van de nacht op het aangezicht.
een tinteling,
een zeurige zoem verdwijnt vaag,
om nadien ... plots ...
weer op te duiken,
scherend langs mijn aangezicht
open ik de deur, het raam,
laat ik de gedachte vrij,
of verpletter ik ze tegen de muur,
of, als een man van rede, luisteren, begrijpen ...
het enige wat achterblijft is ...
een ijzingwekkende stilte ...
je indringende blik,
je ondeugende lach,
als een dia op mijn netvlies gebrand