Een zachte wind woei door haar haren
Spelend en liefkozend
Ze stond onder het teken
Dat in de zwarte lucht was geschildert
Er was nood aan haar majesteit
Ik keek haar aan
Terwijl ze de stad gade sloeg
Zij zag de dealertjes
Zij zag de gauwdieven
De overvallers en de andere schorem
Maar ze wachtte op de ergste van allen
De hoofdact van de avond
De heerser van de nacht
Haar aartsvijand
Ik verzamelde mijn laatste restjes moed bijeen
Ga niet, het is een val
Mijn stem zo fragiel
Geen partij voor zelfs de fluister van de wind
Zo stil dat de stilte het een warme deken omsloeg
En het in slaap wiegde
Ze vertrok
Zonder iets te zeggen
Ze liep weg van haarzelf
Van de liefde van haar leven
De wachter van de stad
Als een stambeeld op een plein
Immer waakzaam en aanwezig
Zoals altijd sprong ze van het gebouw
Me alleen achterlatend met de schaduwen
Alleen in alle eenzaamheid
Ik moest niet naar beneden kijken
Om te weten dat ze niet te pletter zou vallen
Het zou misschien de laatste keer zijn
De laatste keer dat ik haar zag
Maar als ze terug kwam
Zou onze passionele hartstocht zegenvieren
We zouden onze lege harten vullen
Met alles wat het waard was lief te hebben
Mijn lippen krulden in een vredig gebaar
Een allesaanvaardende glimlach