.... En mijn hart gehoorzaamde nerveus
- zoals het hoort -
en ik schonk haar de beste
van mijn rillingen, die van mijn handen,
Diegene die me verklikt ten overstaan
van alles en iedereen.
Ik stak mijn arm uit om haar aan te raken
en raakte de toppen van haar vingers.
Ik voelde me bekropen door verlegenheid.
Ze bekeek me gelovig.
Ze verzachte haar blik
en richtte hem recht op
mijn neuspunt.
Niets werd weer eender.
Dag aan dag loopt mijn droom
over in hetzelfde beeld;
zij en ik bij de grote ontmoeting van het leven,
daarna bestond de trap niet meer
noch de stomverbaasde gluurders
die hem rap op rende of niet groetten;
zij en ik tijdens de pauze
als op de stoel van het rad van fortuin...