De hoorn klinkt.
Het zijn vogels die me verleiden om
tikkertje te spelen Hun scrotum begeeft hen tot ver
Boven de troposfeer en ik weet dat zij hun
gewrichten africhten
opdat zij mijn begeerte mijn
kommer pieren.
laat ik
Dit geënsceneerde uiteendrijven tot de oer
KNAL
Ooit nieuw was en ik primaten tegemoet kom
Tot ik zelf eeuwig kan uitdijen, en kan donderen,
Dan daal ik verder neer, al glijdend op de
tegenwind en weer zijn het mijn vingers die strelend
Het ritme waarop we gedijen aanreiken. ik wil hun
Verenkleed openritsen, mezelf laten ophitsen.
Dartelend smelten we samen, maar helaas breekt
De thermopauze aan met onze lichamen
Die zijn vergaan.