Ik ben al tien jaar op de vlucht
gevaar omgeeft mij alle dagen
en niemand hoorde mijn gezucht
en nu kan ik het niet meer dragen.
Ik moet steeds op mijn hoede zijn
een harte, kloppend in mijn keel
door vragen, intens van venijn
is jaar, en dag, en uur, mijn deel.
De strijd is hevig en gaat voort
waar is de rust? Ik vind ze niet!
Straks zal mijn geest worden vermoord
en ik kwijn weg in diep verdriet.
Oh, leven in volkómen rust
dat ligt toch vast wel in 't verschiet?
Daar waar een mond de mijne kust
in een huis, dáár waar men LIEFDE ziet?