Het licht komt niet binnen,
in dit donk're hol,
waar ik me lig te bezinnen,
sinds ik plots opzwol.
Scheuten van pijn verdrijven de slaap en
kleuren mijn netvlies zo rood als bloed.
Ieder die ik liefheb, ieder die ik ken,
Poten af van alles waarmee den duivel zich voedt!
Ik zeg u, mensenkind,
Je reinste misdaad wat ik ervan vind.
Biddend tot de schepper wacht ik op de dood:
Schenk de mensheid heden zijn dagelijks brood.