Ik hoorde de roep van een uil
voelde de koude op mijn huid
de maan trok bijna vol voorbij
Halfleeg bestaat nog lange niet
behoort aan de krimpende de wind
tegen de klok in naar noord-noordwest
De Nornen spinnen hun web, smeren
witte leem op rot van de wereldboom
Urd, Verdandi en Skuld weven ieders lot
In de nacht klonk een laatste gepiep
een ravenkolonie was in rep en roer
een raaf zong haar laatste lied