Ik zie de jongen in het korenland
zijn vader en moeder kijken hem aan
het is maar voor twaalf dagen
zegt de vader, de moeder kust hem
Je bent een grote jongen nu
wij zullen aan je denken
ze zorgen hier goed voor je
zondag over een week zijn we weer terug
Ze gaan naar Lourdes toe
in de zomer van 1953
de jongen van zes kan niet mee
hij is stoer, hij huilt niet
Ze fietsen over het zandpad
naar de provinciale weg
hij kijkt naar de verdwijnende stippen
hij voelt de leegte nu
Later krijgt hij een rode portemonnee
van echt leer zegt papa
hij klemt hem stevig vast
die komt helemaal uit Frankrijk