en toen in de nacht bladeren vielen
zag jij de heldere twinkelingen
van hun zonrijke verleden
zo werdt de maan jouw spiegel
als de honger achter hun einde
mensen als manespiegel
dwalend naar beneden
ongeloof en bitterheid knagend om het paradijs
mensenzorg en liefdegevend strijkend over het einde leven
en wat alle tongen kunnen beweren
voor mij ben jij een met de voorste speren
als aanklachten klaagliederen zijn op jouw mensensporen
het mooist witheldere paard van de Geest kan jij sporen
bevroren mensendagen
hun hart kan jij naar de hemel dragen
de blijheid over uw kleurfontein
alle tongen tesamen
de Godenlijn