in dat grauwe straatje
geplaveid met ouderwetse kasseien
waar nauwelijks één straatlicht flikkert,
vreemdelingen van allerlei slag,
volgens hun eeuwenoude traditie,
schuw de huwbare meisjes
voor ons, tevens vreemden,
angstvallig voor onheil verbergen,
ze hem ooit welwillend
geil zonder schroom
verleidde tot een droom
of 'n nachtmerrie,
van wat daarna kon komen
was het ... tot actie gekomen ...
toen ze haar broek ineens liet zakken,
nu 't fijne zullen we er nooit van weten,
enkele sterren ontploften destijds aan 't hemelgewelf,
de passie was, tout court, niet te stelpen
d'er was niets dat haar tegenstond
om die moederdrift te behelpen ...
een mooi meisje zou ooit veel later
naar haar afwezige vader,
aan haar schaamteloze moeder
met aandrang om uitleg blijven zagen,
waar kom ik vandaan ?
d'er is iets wat ik mis ...
ik kan het niet definieren
wat het 'is',
je pense donc je suis
maar ben ik wel,
wie jij zegt dat ik ben ?
waar is dat verborgen verloren archief !
opsporing gewenst,
de overspelige dader gezocht
wellicht haar biologische vader,
verklaar dat eens en voor altijd
voor 't razend populair TV programma nader,
weifelend opent hij nietsvermoedend,
de grijsaard met een stoppelbaard de deur,
als de camera's gefocust
de pieren in zijn neus gericht,
staat hij aan de grond genageld,
naar zijn evenbeeld te staren,
nu valt er niets te maren
't DNA klopt als een bus,
t verloop valt volledig in de plooi,
kom binnen mijn kind ...
op jou heb 'k heel mijn leven gewacht !
alsof de wolven 't Remus en Romulus kind
gratis en voor niets
hebben gezoogd en grootgebracht,
't ijs is inmiddels gebroken
zo onschuldig kan ook de Paus in Rome
met de zegen Urbi en Orbi,
in zijn vlekkeloos lang wit gewaad
alle zonden met één wenk vergeven,
'k had nooit in mijn verste ...
stamelt hij met tranen in d'ogen,
dat 'k zo een mooie dochter
buiten mijn weten,
ergens in 't wilde weg
op deze aardbol
had rondlopen,
U bent,
voor zolang 'k nog leef,
mijn jaren zijn geteld,
altijd welgekomen !