ze was wel 'n beetje ongerust
toen ze dat vliegtuig naar Afrika nam,
haar ouders hadden dat stellig afgeraden
maar niemand kon haar die drang
om de reddende engel te spelen uit 't hoofd praten,
wel honderd keer hadden ze de gevaren,
veiligheids procedures van voor naar achter
tot in 't kleinste détail met haar overlegd
opdat je 't eigen leven en dat van anderen
door weldoordachte te handelen, kon sparen,
in weerwil van al die besmettelijke gevaren,
who cares !
roddelde het thuisfront, de fascisten, racisten,
d'er al genoeg van die bosapen wezen ?
't waren tenslotte maar naamloze negers
die erop losneukten als konijnen
en nog in 't stenen tijdperk leefden ...
rotsvast overtuigd dat boze geesten
'n vloek was wat hen nu overkwam,
hoe konden ze anders verklaren
dat die epedemie zich razendsnel verspreidde,
met geen enkel remedie was te bedaren ?
in labo's ver in 't westen
deden ze verwoed duizenden testen
money was no issue,
had een lucide president van 't machtigste land
vanop zijn kansel plechtig gezegd,
dat klonk hoopvol en anders dan die 'war on terror',
lagen zijn roots misschien in Kenia
of had hij gewoon wat grijs kroeshaar gekregen
door te vechten voor 't belang van de kleine man
tegen 't grootkapitaal en tegen de bierkaai ?
't leek wel 'n internationale competitie,
om 't eerst 'n vaccin of oplossing
against all odds uit te vinden,
de knapste koppen deden overuren,
zoiets moet soms ...
in tijden van benefits, ook kunnen,
toen dat kindje met zijn karbonkelogen
zijn laatste adem in haar armen uit blies
dacht ze heel even
met haar driedubbel hermetisch pak aan,
aan captain Ripley in die film Alien,
geen ademzucht gaat verloren
van wat ooit is geboren
't heeft evenveel recht als wijzelf,
een moeder zou desnoods in 't ijle
zelf de eigen dood tegemoet springen,
of je nu in een hut of huis bent geboren
't rood stof je waait om de oren,
nog armer bent als Job
bedekt met zweren, puisten alom,
voor 't volgend uur en dag verloren,
al was ik de laatste vrouw in 't veld
't is zoals Albert Camus met zijn 'peste'
of Lévinas la petite bonté,
we zijn tot 'n ander veroordeeld,
tot helpen en stelpen,
't heeft evenveel recht als wijzelf
om 's anderendaags op te staan
te genieten van die mooie zon,
en van 't ochtendgloren !