Ik behoor tot de oude garde.
Met mijn drieënzeventig jaar Kan ik mijn blazoen van veertig, zelfs twintig jaar geleden niet meer representeren. Dat merkte ik deze morgen toen ik brood haalde en Eugene, een vroegere vriend op het lijf liep, waarmee ik enkele jaren geleden, geregeld een pint ging drinken.
“Hé, kijk de Roger, dat is potverdomme lang geleden, hoe gaat het ermee?” vroeg Eugene.
“Goed man.” zei ik cliché.
“Ga je mee iets drinken?” lokte hij.
Even later zaten we in de kroeg naast de bakker.
Fred zat aan de toog met de klassieke koffie voor hem. Fred was ooit alcoholverslaafde. Nadat hij een kind had doodgereden met 0,9 in zijn bloed heeft hij nooit nog één glas gedronken.
Hoewel Fred in zijn jonge jaren een furieus kereltje was, is dit karakter trekje, samen met de drankduivel verdwenen. Nu was kalmte, en de nette, bruine verslaving zijn heug en meug. Het viel mij op dat de anders getaande Fred, nu een vale, grauwe huidskleur had.
“Ha, die Roger,” begroette Fred me.
“Dat is meer dan een paar jaar geleden Fred, hoe gaat het met jou?”
“Ik heb net lymfeklierkanker overwonnen,” jubelde hij triomfantelijk alsof hij de beer op de kermis had geschoten.
“Vorige week verklaarde de dokter mij genezen.”
“Proficiat Fred!” feliciteerde ik de man.
“Zeg Roger, wist je het al van de John? Die heeft een herseninfarct gehad, hij is half verlamd,“ onderbrak Eugene.
“Neen, dat wist ik niet, ik kom haast niet meer op café.”
“Waarom niet, ben je soms ziek?” wilde beide mannen weten.
“Neen, alleen mijn seksleven, gaat erop achteruit,” zei ik, omdat ik vond dat er ook eens iets grappig mocht gezegd worden.
“Allee, Roger daar bestaan toch van die blauwe pilletjes voor,” leerde Fred me.
“Ja, ik doe het nog maar twee keer per week,” grapte ik.
“Daar moet je dringend verandering in brengen,” lachte Eugene.
“Ik ben er mee bezig. Ik eet iedere dag minstens een kilogram wortelen,”
“Daar zult ge alleen maar bruin van worden,” zei Fred, die alles nogal serieus opnam.
“Denk je Fred? Heb je de konijntjes al eens bezig gezien?”
Alle stamgasten die het gesprek hadden gevolgd schoten in een lach.
Toen wist ik zeker dat ik tot de oude garde behoorde, want er was een tijd dat ik geen worteltjes nodig had.