steeds meer
wordt ik
Don Quichot
de droeve ridder
die met onwankelbare hoop
als evenwichtstok
op de dunne koord danst
tussen waan en werkelijkheid
tussen komisch en tragisch
in de dooltocht naar Dulcinea,
onbereikbaar
als de einder
wie streeft naar het ongrijpbare
in een waanwereld
is een schertsfiguur
voor wie met beide voeten in de modder
niet dromen durft
mijn hoofd is niet op hol gebracht door
romantiek dieliefde loutert
tot holle hoofsheid
ik kan waan en werkelijkheid nog onderscheiden
denk ik toch
en weet dat mijn afstandelijke Dulcinea
ooit naar me toegelopen komt
ik heb ze niet verzonnen
ze bestaat
al denkt ze misschien
dat ik verzonnen heb dat ze bestaat
iedereen denkt dat ik gek ben
ik weet dat iedereen gek is
ik strijd niet tegen
molenwiekende windmolens
die ik herken voor wat ze zijn
ik heb geen avonturen
nodig om te bevestigen
dat ik ben wie ik ben
maar in mijn poging
te veranderen wat niet veranderen wil
loop ik te pletter
op de muur van inertie
ik heb geen helm of schild
noch lans en zwaard
geen knol die ik Rocinante noem
ik berijd de nachtmerrie
van het onvatbare
dat me ontglipt of verdampt
waarin elk houvast
op drijfzand of op losse poten stoelt
moet ik driemaal sterven
genageld op het kruis
van vernedering en falen
verzuipen in zwartgalligheid
en wanhoop
is liefde toch niet meer
dan een verwelkte illusie
uit het verleden?
mijn Dulcinea, ze bestaat
omdat ik niet kan geloven
dat ze niet bestaat
het onmogelijke
dat mogelijk wordt
maakt zekerheden onbetrouwbaar
het spelt het einde van mijn waan
en van de werkelijkheid van de anderen
want het reële is een kwetsbare illusie
en omgekeerd is illusie schrikwekkend reëel
waan en werkelijkheid
zijn onlosmakelijk verstrengeld
zoals Dulcinea en ik
ooit of nooit
misschien