ik schrijf geen melige verzen
over bloemetjes die hun kopje opsteken
boven het maaiveld
lachend naar de ochtendzon,
over de magie van sneeuw
die de rauwe werkelijkheid verdoezelt,
over de grote liefde
die niet kwam
af al vertrokken is, •
ver een opperwezen
dat monkelend zijn zoon laat kruisigen
als boete voor een zonde
die hij nooit beging,
die nooit werd begaan,
over goden die hun schepsels
kwellen met kwalen en plagen
om ze te beproeven en te louteren
ik duik diep
in de krochten
van het onderbewustzijn
waar primordiale monsters lurken
wachtend op hun kans:
de parelduiker vreest de modder niet
in de negende cirkel
waar de alchemisten stikken
in zwaveldamp en pestilentie,
smeed ik mijn verzen
in het hellevuur
en hard ze in het kille hart
van Baphomet