Een masker weer opgezet.
Die ene met die mondhoeken omhoog.
Die uit een garderobe van honderden,
Waar ik me slechts een minuut over boog.
De keuze is niet lastig,
Een dunne met een lachje, niet eens heel groot.
Gewoon iets meer dan anders,
Niet eens met mijn tanden ontbloot.
Ze lachen me telkens toe,
Maar weten weinig van mij.
Er word geen interesse getoond,
Zelfs niet al draag ik een steentje bij.
Al geef ik ze hints,
Er is er maar een met aandacht.
Een die echt weet hoe het met me gaat.
Terwijl de rest me alleen maar toelacht.
Iedereen praat over zichzelf,
En ik praat maar mee.
Maar wanneer ik iets over mezelf vertel,
Gaat de aandacht naar nummer twee.
Ze zien mijn lip niet trillen,
Het trillen van verdriet,
Nee ze zien alleen een lach,
Die allang verdwenen is, verdwenen in het niet.
kd 1 2015