Het is februari en er ligt sneeuw
aan de einder. Teruggekeerd is
de winter en zij belaagt, mijn hart
dat onwennig maar steeds gewender
zijn schrikkel kwellingen met
zich draagt.
Alleen op mijzelf verlaten
heeft februari in mij moeite
met zijn eigen gezicht. Doet zij
dagdienst onder haar fletse
winterschijnsel, kort en kleurloos
is haar winterplicht.
Haar tijd gaat zo ongemerkt voorbij,
en in haar dagen vind ik geen onderscheid.
Breekt zij slechts met carnaval vrij, uit
haar wankele zwaarmoedigheid.
Het is februari en er ligt sneeuw aan de einder.
Teruggekeerd wordt zij toch weinig behaagd.
Mijn hart draagt de ruis van een zender,
als een boodschap die om bezinning vraagt.