Het muntrecht kwam in 936 ook in
de stad Utrecht terecht. Vanaf het
moment dat door koning Otto I het munt-
recht aan de stad werd toegezegd kon
de handel eerst via de eigen zilveren
munten floreren; waarna vanaf de veer-
tiende eeuw de koopmansgeest langs
de weg van de eigen gouden munten zijn
transacties kon genereren.
Vanuit het munthuis rolde de eigen
munt, de middeleeuwen bestand, via
Karel V onafhankelijk van hand op
hand. Betalen betekende valuta in
een regionale verscheidenheid; dat
pas eenheid genereerde vanaf de Franse
bezettingstijd. De Hollandse Florijn
kon onder Lodewijk Napoleon excelleren,
en het munthuis te Utrecht zou hem
sedertdien voor de hele natie produceren.
Het Utrechtse munthuis werd een symbool
van de natie in het produceren van de rijks-
munt met een hedendaagse Europese gratie.
Waar eens de florijnen floreerden, de guldens
vulden, trekken nu de euro's de neurose in
Europa aan; kan de Koninklijke Nederlandse Munt,
ondanks zorgelijke economische tijden, beiden
zijden van het betaalmiddel blijven slaan.