We zien je daar wel staan,
op een krakkemikkige, houten
toren met drie steunpilaren
heen en weer zwalkend in de
ijle lucht. Als in een schaakspel
raas je vooruit, je wijkt niet en
zeker niet van standpunt.
Stampvoetend als een klein kind
verplicht je tot luisteren.
Dus we luisteren, onze oren
zijn volledig ter uwer beschikking,
maar bij wie-dan-ook
denk maar niet dat we niet denken!
Elk woord wordt gekauwd, herkauwd,
ingeslikt of uitgespuwd.
De grond ligt bezaaid met rochels die
voor jou meer betekenen dan voor ons,
maar blijf vooral doorgaan.
Want hoe langer je bazelt,
hoe meer luisteraars hun oren sluiten.
We kijken naar je op, maar pas op,
hoogmoed komt voor de val.
En daar heb je het al!
Het publiek moppert, een dappere
schraapt zijn keel, stilte.
De schraper begint een tegenargument,
jouw mond valt open.
De spanning is te snijden,
er wordt op reactie gewacht,
maar je kauwt zo op je woorden dat
je er bijna in stikt. Je slikt.
Je opent toch maar je mond en
het wordt een kaatsspel,
een potje tafeltennis
met als inzet het grote gelijk,
een knieval van de tegenpartij.
We kijken toe hoe jullie
onschuldig gekibbel uitgroeit
tot een gruwelijk vervelend
welles-nietesspelletje.
Als een stel kleuters die
hun zin niet krijgen,
als honden die
de baas willen blijven,
beginnen jullie te bijten.
Omstaanders beginnen bij te vallen,
het wordt heftiger, harder, vettiger,
tot iemand begint te schelden.
De persoonlijke aanval als
laatste hoop, want de schokfactor
zorgt voor een betere discussie, toch?
Zij die niet participeren worden onrustig,
ze fluisteren, mompelen tegen elkaar
dat de rest onbeschoft is en vooral
ongelijk heeft. De meningen doen er
al lang niet meer toe, want niemand
weet nog waar ie het over heeft.
Iedereen waant zich koning terwijl
de anderen hun vazallen zijn,
boeren die niets beter weten dan
graaien in stront en ja knikken,
wat sommigen met plezier doen.
Ja, meester. U heeft gelijk, meester.
Maar niemand merkt de schaduw
die langs de derde pilaar omhoog
klimt. De rebel, de waarheidszoeker,
de vigilante die er genoeg van heeft.
Hij of zij die nee knikt en liever niet
het hoofd in de grond steekt. Hij
of zij die bezint eer die begint en
de waarde van een ander niet
verlaagt. De dichter, de dromer,
de perfectionist. En we zien hem
of haar plots staan, op een
toren in de ijle lucht. Hij of zij
kalmeert het publiek en ze luisteren.
Ze denken en bedenken zich,
want wie zegt dat hun mening beter
is dan die van een tegenstander.
De dichter, de dromer, hij of
zij wordt wakker.