Hoe schoon is het grillige water
dat borrelend en bruisend naar beneden stort
waar aan de overkant de bloemen ontluiken
hun kleuren als gebogen pijlen afschieten
en de verdwaalde reiziger zijn kreet slaakt
waarbij de bergen statig blijven staan
de kille sneeuw nadenkt over het lot
ontwaakt in het verborgen dal
de vogels hen eerste prille zomerlied
en wanneer de koeien langzaam naar
boven sjokken met de weidende boer
ziet gij dan de eenvoud en harmonie
ziet gij dan dat het leven leeft