Stad
De dagen vouwen zich
dicht
als vermoeide bloemen.
De tijd springt
als een verdwaalde kikker
in het rond.
Niemand weet of het vandaag morgen is,
men is vergeten
gisteren te begraven.
De straten blozen,
ze zijn naakter dan ooit.
Ze huiveren wanneer de laatste mensen
over hun vel marcheren.
De flats zijn in slaap gevallen.
Het laatste beetje neonlicht
is als een nachtlampje
voor een bang kind.
De stad lijkt in coma,
een deel van het leven te missen.
Hier leeft geen nacht,
enkel uitputting.
Hier woont geen mens,
enkel maatschappij.