Betraande ogen, een natte wang,
trillende handen, ik ben zo bang.
Mijn schreeuwende gedachten, ik maak geen geluid.
Mijn vrienden wachten, we gaan zo even uit.
Een bewasemde spiegel, mijn mascara loopt door,
mijn stokkende adem, ik geloof dat ik wat hoor.
Ik zak door mijn kniƫn, de tegels zijn koud,
ik lik een traan weg, hij proeft misselijk zout.
Mijn ogen slaan open, ik kijk naar mijn broek,
moet kotsen van het aanblik, en kruip in een hoek.
Ik kijk langzaam naar boven, mijn woede slaat door,
hij lacht van voldoening, buigt even naar voor.
Dringt van mijn fontijntje, en loopt lachend weg,
ik moet kotsen van walging, nog voor dat ik wat zeg.
Ik luister naar mijn vrienden, vragen roepend waarom het zo lang duurt,
ik hoor een vriend, die zijn vriendin naar me toe stuurt.
Stappen op de trap,bonken langzaam omhoog,
ik hoor haar wat zeggen, iets over .......het dringt niet tot me door.
De deur zwaait ze open, een glimlach op haar gezicht,
en nu een bleeke meidenkop, star op mij gericht.
We kijken in ieders ogen, vol onzekerheid en berouw,
stotterend stamelend vraagt ze, wat is er met jou?
Mijn tranen worden dikker, ik houdt het niet meer vol,
kruip nog verder in mijn hoekje, maak mijn vuisten bol.
Ik zie haar rennen naar beneden, huilend van verdriet,
ik hoor roepen om mijn naam, maar ik ben er even niet.
Grimmige gezichten, handen op mijn lijf,
vrienden die huilen, mijn huid wordt stijf.
De telefoon gaat, iemand pakt huilend op,
Ze zegt dat het even niet uitkomt, en gooit de haak erop.
Ik voel me weer misselijk, en kijk om me heen,
wat kan ik doen? Wat houd me op de been?
Ik vraag of ze weggaan, dan ben ik even alleen,
mensen die wegstrompelen, gezichten grauw als steen.
Ik draai de douche aan, en kijk nog eens naar mijn been,
een paar straaltjes bloed, bijna bij mijn teen.
Mij gedachtes krijgen eindelijk vorm, ze voelen aan als ijskoude regen, onweer en storm.
Wat moet ik doen? Ik ben verkracht,
en dan ook nog eens een man, die daar om lacht.
Smascha