Op de singels van de stad
bloeien hele oude bomen.
Zij zijn een stille getuigenis
van een historie dat eens
zijn leven had.
Dik en knoestig hebben
zij hun plaats ingenomen;
ontzagwekkend langs
het wandelpad.
Afgebroken zijn de stadswallen.
Dood zijn de mensen uit hun
prille jeugd.
Hun leven spreekt bijna van
honderdtallen.
Knoestige krasheid in hun
waardevolle deugd.
Generaties hebben zij zien flaneren
langs het water in de gracht.
Van hun kracht hebben wij kunnen leren,
dat ouderdom glorieert in volle pracht.