Er was eens een vampier zonder tanden
Die had de hele nacht niets om handen
Hij verveelde zich dood
Lustte geen brood
Zo kon hij zijn cape wel verbranden
Hij leek het te weten
Het besef deed hem zweten
Hoe hij ook zocht en keek
Mager en bleek
Want zonder tanden kon hij niets meer eten
Soms hoor je hem snikken
Omdat hij wil verdikken
Hij staat nu op een dieet
Van haren en zweet
Die hij stiekem van mensenruggen moet likken
Zo moest hij stoppen met zweven
Is geen tandeloze vampier meer gebleven
Op de Post volgt hij nu de regels
Want het kleven van enveloppen en zegels
Is hem met zijn gelik op het lijf echt geschreven