In het bos de duisternis
over dikke lagen dennennaalden
Sporen van een wolf bleken
van een vos te zijn
het vel roestbruin
in plaats van geelbruin
Het sprookje van Roodkapje
er was eens en er is nog steeds
had hier kunnen ontstaan
op dit eiland in een meer
ik de jager, jij het meisje
eeuwige jeugd en
een oude vrouw en heer
Zij drinken een glaasje bessenjenever
in Café Eijlders, Korte Leidse Dwarsstraat
roken een met de hand gedraaid shaggie
uitgesproken als 'sjekkie', kijken me aan
met mistige ogen in een grijze wolk
zij blijven jong als de herfst alsof zij
iets van mij in hun zelf herkennen