En ik roep de wind,
Kom op
Waai, waait en verwaait
Zorg voor spanning
Wanorde!
Ik wil, Ik wil.
Ik moet.
Juist als het weer even stil is.
Mijn geest wordt dorstig, mijn ziel verlangt naar water als moeder aarde schreeuwd om regen.
Stort.
Vloed, neem me mee. Drijf me verder weg.
Een stukje meer. Verder ooit voorheen.
Laat het mistig worden, de kade verder weg vervagen. De weg onherkenbaar geworden. Opdat ik thuis niet meer wens te vinden.
Mist.
Draai in de ruimte om me heen en laat me dwalen, doeloos en verdwalen.
Laat me verlangen er in lijve niet te zijn.
Laat de zon dan niet meer schijnen, geen schrijnend straal dat mijn lichaam streelt.
Het koude lucht dwars door me heen.
Doorbraak!
Doorbreek mijn cyclus. Laat me beven en trillen. Laat me schudden tot het niks meer doet.
Tot dat de wind weer gaat liggen en de storm overwaait.
Tot dat ik weer wens, en meer wil.
Tot dat het stil ligt en het onweer stopt.
Laat me dan net voor het dood gaan, verlangen er in lijve te willen zijn.
Herborg mij,
Laat me weer weder keren, als ik als herboren individu de kade weer kan zien. Laat mij dan net als voorheen, versuft door de storm maar te dankbaar voor de spanning, nog maar een keer buigen voor het noodweer.