Langzaam vlecht het eerste ochtendlicht zich langs de slaapkamergordijnen.
Het lijkt te leven.
Diffuus dwarrelt het stof en legt zich in het verste restje schaduw neer.
Ik zag je voor de allerlaatste keer..
Je ademt rustig, stil,
je haren enigszins verward.
Het is niet, dat ik niet wil,
het nieuwe daglicht,
valt me hard.
Mijn kleren liggen als een spiegel op de grond.
Geen inhoud,
niets wat ons nog bond.
Ze vallen om mijn lijf,
futloos, moedeloos,
zonder kracht,
is het alsof ik wacht,
tot je zegt.., blijf..
Niets,
helemaal niets.
Langs de scherven van de glazen,
van de uit de hand gelopen wijn,
het samen dat geen samenspel mocht zijn,
kijk ik één keer achterom.
Je ziet, kijkt,
de leegte laat me vrij.
Maar keek je ooit,
weleens,
echt,
naar mij..?
-