Hij wordt wakker op een eiland
waar de zee hem niet laat gaan
hij strekt zijn handen uit
naar de bomen en de dieren
maar ziet steeds minder licht
ook al vindt hij de troost
bij vrienden die vragen of hij nog water wil
een dichte mist trekt langzaam op
hij legt zich neer, leest een gedicht
herinnert zich de contouren van het leven
in de stille nacht als er niemand meer is
hij glimlacht
de zee laat hem niet gaan
zijn handen, benen, wangen
hij voelt ze niet meer
Marius drinkt, glimlacht
naar de woorden in het gedicht
en in het noorden waait de wind