DROMEN
Ik ben het leven zat
en wil weer dromen.
Vliegen langs de wind,
naar grote hoogte.
Vrijheid voelen langs
de vleugels van mijn geest.
Iedere dag even ontsnappen
uit de sleur en duiken
in het donkere gat naar
oogverblindend mooi.
Wijsheid in een kooi
waarvan de gouden tralies
blinken in mijn verre droom.
Onze tocht langs witte stranden,
samen ademen, de zee.
Vervlochten handen dragen liefde mee.
Ogen starend langs het water.
Stilte is bij ons geen prater.
Stappen in het zand, de golven
ruisen hun verlangen naar het land,
breken, dromen dan in stukjes mee.
De nacht biedt ongekende kansen
om al dromend te gaan dansen.
Praten met bewegend lijf,
dat meestal steken blijft
in holle woorden en gedachten.
Handen en gezicht, gericht
op zien en voelen van elkaar.
Ik droom nog geen verdriet,
maar verder alle dingen van het leven.
Droom ik wel? Is het verboden soms,
het leven te versieren met wat kan,
of bijna mogelijk is? Het licht te
dromen in het diepste duister?
De liefde horen in een zachte fluister?
Dromen, mag dat wel? Is dromen leven?
Of is het leven slechts een droom?
WIL MELKER
26/11/2000