Nietsvermoedend stap je
het wagentje in.
Je verwacht een aantal
snelle hellingen, een dal
en een enkele looping.
Terwijl je naar boven
gehesen wordt
kijk je uit over
een veelbelovend landschap.
Plots word je
met adembenemende snelheid
omlaag getrokken,
ondersteboven omhoog
geduwd, drie keer
na elkaar rondgezwierd
en de loopings lijken ontelbaar
De mensen achter je
gillen zich de longen
uit het lijf.
Maar jij niet, kan niet.
Je bent monddood
en hoewel de angst
door je lijf giert
zeg je niks meer,
kan niet meer.
het spreken is je
ontnomen.
Bibberend en vol
blauwe plekken
struikel je uit je wagentje.
Onderweg ben je je stem
verloren, het maakt je bang.
Je denkt dat niemand nog
je zal opmerken.
Wij wachten je op,
zien hoe jij je mond opent
maar enkel lucht produceert.
Het maakt ons niet bang,
we horen je dan niet, maar
zien je wel.
We luisteren.