We voerden wel vaker gesprekken
die nergens heen gingen,
ze kwamen eerder terug
en vingen de tijd in wijzerloze uren.
Hoe gaan wij, van hier naar daar,
hoe kennen we jou ooit terug?
Dood is verder dan leven,
de meest duidelijke grens die ik ooit heb gevoeld,
legde jij pal voor m’n schuifelende voeten.
Hoe pikken wij dit op,
hoe leggen wij dat neer?
Tegen de lijn van het nooit meer,
wil ik nog meer dan dichtbij.
Hoe dat voelt, dat jij,
vlak aan de andere kant,
tegen me aan,
dat jij bent, zoals je hier eerder was.
Zo weet ik, dat botsen mag,
tegen een muur van wat wij niet weten,
dat een dunne lijn
de vastberaden onbereikbaarheid
zacht te slapen legt
en wij onszelf lijdzaam sussen,
met jouw woorden, die steeds terugkomen.
Want grenzen overgaan,
dat doen wij niet.