Die rot(t)e Rose
Rood, de kleur van rode rozen
De kleur van passie en een letsels
Een beeld door hem gekozen dood
Al was de droom zo mooi als zijn vertelsels
Het afgrijzen werd ineens zo groot
Blauw, vriendschap en vertrouw
De kleur van intelligentie en eeuwigheid
In blauwe nachten terug naar jou
Schril contrast met ‘t ochtendspijt
Maakt gij menig mensen-hard kil kou
Da’s niet mijn wereld, zoetje
Zei ’t em smalend, enig misprijs
In rood en blauw gaat’g em niet vinden
Liefst smeulend genot en rustig spijs
Schets van perfectie, zelfs voor blinden
Zo schoon en statig is ’t samenspel
Als mantel in de kerke van huichel en zwier
Beau chique bon genre, pourri à l’intérieur
Comme la tante fameuse pourrait te dire
Une telle pièce d’art n’a aucun valeur
De kunst van magnetisme, beoefent gij zo fijn
Als het karma ooit wel keren zal,
Zult gij in‘t Duits ‚fix und fertig sein
Ondanks slapeloze nachten en chocola, zal al met al
Een narcist in den tuin nooit eeuwig zijn
Je danst in afstand, artistiek zoals de kreeft
Charme van de weegschaal van in t begin gezien
Terwijl die laatste geen balans, maar wel in puurheid leeft
Al hebben z’elk godsgeklaagd twaalf keer gezien
Meer dan certificaat of attest ooit zekerheid geeft
Als een kunstwerk glimmend persoonlijkheid,
Spreek je ode die olijfjes’ ego zou strelen,
Bevangen van angst en onzekerheid
Maar geen durf om ’t met den oude jan te delen
Toch zeemzoet verlangen, honing die menig huis verblijt
Uw zwarten boek, zoals van piet de dood,
Loopt over van gelijken, bloedend rood
Verzameling van beschreven bladen en geloof,
Versmeten in het verleden en de goot
Praten de roddels uw imago vol eerberoof
In het West-Vlaamse landschap daar
Waar gij menig mens ten gronde draagt,
Met uiterste elegantie en grijzend haar
Sterft de menselijkheid als jonge maagd
Uw heidense verhalen alleen voor u nog waar
Gelijk d’ontstelden in den roden molen zei,
Genezen van d’obsessie liefde, dat deed gij
Naïeve ziel, knap kwetsbare dromen
Als een duivel in ’t watervat vol van wij
Gelijk’n rode roos rotten zal, zal ’t einde nog wel komen
Want ’t sprookje van de schoone en het oude beest
Geeft in ieders kasteel de stille richting
Dat ’t ook voor die die alles had, t’wel welles is geweest
Ooit komt de vloek, ondanks de stolp, van echte binding
Tegen loze belofte en ’t lichamelijk feest
Maar wat ge doet is niet verboden
Als ’t maal genot van geheime hoop na lunch
’t Is uw recht uw tegoed te doen zoals het lam der goden
Maar ondanks t laatste avondmaal of eerste brunch
Een eerlijke kans zoals die twaalf hierboven, als rode roos, nooit geboden