Ik kan je niet vergeten
hoe ik ook probeer.
Vaak denk ik weer aan ons
toen we samen waren.
Jij wilde het weer proberen
maar kwam op een slecht moment.
We zouden samen afspreken,
bijpraten, misschien herbeginnen.
Had je maar over die ander gezwegen,
die ander, waar je nog bij was.
Je wilde haar voor mij laten staan
en ik wilde niet dat je haar liet gaan.
Ik werd kwaad
voor je onbezonnenheid
ik werd kwaad
voor je lichtzinnigheid
Ik werd kwaad
en slingerde vanalles naar je hoofd
en sedertdien hebben we elkaar
nooit meer gehoord.