Het perron hoort de laatste trein komen
met een stoempend geluid en diep gezucht
voor hem zijn de bladeren op de vlucht
die over het aanstaande voorjaar dromen
een paar kinderen zwaaien hem tegemoet
met vlaggetjes die de dag opfleuren
en de glooiende akkers ernaast kleuren
die liggen te rusten in hun wintergoed
in de lucht blaast hij sliertjes lichtgrijze rook
die weldra met dreigende wolken spraken
en regen naar een landgoed adresseren
voorbij de tunnel moet hij nog één strook
eer hij op de eindhalte kan geraken
hij houdt van de rails die hem adoreren