IJsvrij
De meeste winters in mijn jeugd waren lang en streng. Het vroor dat het kraakte, er was sneeuw en ijs. Ondanks de kou heb ik heerlijke herinneringen aan die tijd. We woonden in een huis aan de gracht. Als het een paar nachten flink had gevroren lag de gracht dicht.
Mijn broertje en ik zaten elke dag met onze neus tegen het raam te kijken of er al iemand op het ijs was. Je had altijd waaghalzen, die het uitprobeerden. Levensgevaarlijk, maar daar dacht je als kind niet aan.
Op een dag zagen we een paar kinderen, die we kenden, op het ijs lopen. Wij meteen naar onze moeder met de vraag of we op het ijs mochten, want die en die was er ook al op. Maar nee, dat mocht niet. In die tijd controleerde de politie of het ijs veilig genoeg was en daar moesten we op wachten. Belachelijk vonden we dat. Dus wij zaten nog een paar dagen met onze neuzen tegen het raam gedrukt en zeiden zachtjes tegen elkaar wat we van onze ouders vonden. We kenden al wat scheldwoorden en die waren allemaal van toepassing op onze ouders. We zorgden er wel voor dat ze het niet hoorden, want we wisten wel wat onze straf dan zou zijn: niet naar buiten, niet op het ijs.
Eindelijk, eindelijk kwam het verlossende woord van de politie en mochten wij ook op het ijs. Ik had houten schaatsen, geen kunstschaatsen, die waren veel te duur. De schaatsen werden met een lint om je schoenen vastgemaakt. Dat ging niet zo makkelijk met je koude vingers en ze waren snel los. Soms had je het geluk dat een volwassene je schaatsen wilde onderbinden en dan zaten ze stevig.
Ik vond het heerlijk om te schaatsen en het vele vallen nam ik op de koop toe. Onder de bruggen mocht je meestal niet schaatsen of lopen, want daar was het ijs nog te dun. Dat werd afgezet met touwen. Soms vroor het nachten- en dagenlang, dan was het ook veilig om onder de bruggen te schaatsen.
De scholen gaven in die tijd af en toe een middag ijsvrij, zodat de kinderen konden genieten van alle ijspret. Sneeuwballen gooien, ijsbanen maken en erop glijden, sleetje rijden, een sneeuwpop maken, op het ijs lopen of schaatsen, er was zoveel te doen.
Als de winter lang duurde en de grachten heel lang dicht waren, kwam er een baanveger en een kraampje met chocolademelk. Ook werden er lampjes opgehangen en was er muziek.
Als het donker was mochten wij niet meer op het ijs en zaten mijn broertje en ik voor het raam te kijken en genoten we met volle teugen van het prachtige uitzicht van een verlichte gracht met schaatsers, die sierlijk reden op de klanken van de muziek. Het was net een sprookjeswereld.