Zo moe
Ik ben moe, zei het kind
niet al te goed gezind
vader lachte en plofte vermetel
in de grote zetel
’t zal wel zijn zei zijn vader
die wreef over zijn spatader
t‘ leven is een strijd
en nu is het bedtijd
oh nee, nu al
zeurde de kleine weetal
at bedoel ik nu net
nu begint de pret
maar we beginnen met iets plezant
we zetten alles netjes aan de kant
poets nog je vuile tanden
en wrijf in alle randen
pyjama aan
en dan gedaan
ik heb nog honger en dorst
voor een waterke en een stukje worst
vertel je nog een verhaaltje in bed
van Pluk van de Petteflet
en van Dik Trom
of de hut van oom Tom
pas na twee uur werd het stil
pa en ma gingen nog even van bil
en ontspannen, voldaan en moe
deden ze eveneens hun oogjes toe