De giraf en de duizendpoot
Dag giraf, wat ben jij lang
en wat ben je groot.
Ik verrek zowat mijn nek,
zei de duizendpoot.
De giraf zei: Wat heb jij veel poten,
je kan vast goed rennen.
Jij liep ook heel hard, hoor giraf,
toen ze je zaten te jennen.
Hoe is het daarboven,
mooi, maar koud misschien?
Klim maar langs mijn nek omhoog,
dan kan je het zelf even zien.
De duizendpoot klom omhoog
langs de nek van de giraf.
Hij klom heel voorzichtig,
want anders viel hij er af.
Toen hij boven was,
keek hij zijn ogen uit.
Wat mooi, fluisterde hij,
wat prachtig, zei hij luid.
Wat is alles klein beneden
en wat is het hier fijn stil.
De giraf zei heel lief:
Kom maar zo vaak als je wil.
De duizendpoot en de giraf
bleven bij elkaar.
Ze werden dikke vriendjes
en dat is echt waar.