“Koude zon”
De wind huilt als een wolf in de nacht,
bijtend in kraag, in huid, in ziel.
IJs op de wimpers, adem als rook,
en toch… daarboven,
brandt de zon zo fel dat hij bijna liegt.
Ze lacht met gouden tanden,
maar haar warmte blijft steken in de lucht.
Ze schijnt – maar verwarmt niet.
Een bedrieger in de blauwe leegte.
Ik loop door met rillingen in de botten,
Noordenwind giert onophoudelijk.
Haar kou kruipt onder m’n huid,
Maar m’n schaduw danst nog in de zon.
Zon en ijs – een paradox in harmonie,
licht zonder troost, kou zonder schoonheid.
Een strijd in stilte,
Ben ik als enige daar getuige van?
Hedro 20250411